Samen-leving
Op de Loesje-scheurkalender staat op zaterdag 2 oktober de tekst:
De Samenleving
Meedoen
is belangrijker
dan winnen
Het is weer zo’n typische Loesje-tekst, die me als het ware even ‘stopzet’. Een tekst die erom vraagt er op te kauwen, en rustig te laten bezinken. Een tekst waarin in een paar woorden heel veel wordt gezegd. Eentje die tijdloos is, dus altijd iets te zeggen heeft als je naar je huidige omstandigheden kijkt. Eentje die indruist tegen de overheersende mores: “The winner takes it all”.
Alleen al de kop is de moeite waard om bij stil te staan. ‘De samenleving’ is zo’n begrip dat een volstrekte abstractie is geworden. Iets waar je van alles en nog wat aan kunt ophangen wat je mooi, of juist lelijk vindt. ‘De samenleving’ is verdeeld, verhard, jachtig, woelig – ga maar door. Alleen, die samenleving is niets anders dan de verzameling van ons mensen die dingen doen, of niet doen. Het is niet een ding op zich met allerlei kwaliteiten. Zonder ons mensen geen samenleving. Samenleving is letterlijk dat: samen leven. Dat klinkt heel logisch, maar het is iets wat je makkelijk vergeet als we spreken over ‘De samenleving’. Dan kan het zelfs iets lijken te zijn waar je buiten staat, en van een afstandje naar kijkt. Maar zo is het niet. Of ik het nu leuk vind of niet, puur door het feit dat ik leef, maak ik deel uit van ‘de samenleving’. En maak ik voor een deel die samenleving.
Het geeft al een heel ander gevoel als ik uit die kop het woordje ‘de’ weglaat: samenleving. En helemaal als ik een streepje zet tussen samen en leving: samen-leving. Dat doet meer stilstaan bij de daadwerkelijke betekenis van het woord, in plaats van bij die abstractie waar meestal als een automatisme over wordt gesproken. Nog beter is in feite gewoon te zeggen ‘samen leven’. Want dat is uiteindelijk waar het om gaat: we leven hier in dit huis, in deze straat, in deze wijk, in deze stad, in dit land, in deze wereld, simpelweg samen met allerlei andere mensen, dieren, planten, bomen, dingen. Vergeet niet de ‘dingen’: meubilair, vervoersmiddelen, voedsel, stenen, vulkanen, etcetera. Dat samen leven is iets wat we concreet doen, van seconde tot seconde, zo goed en zo kwaad als we kunnen; het is geen abstractie. Me dat realiseren houdt me in levende verbinding met al het andere om me heen, in plaats van de omgeving als een vanzelfsprekend decor te zien van mijn eigen leven. Mijn leven is samen leven.
Als ik er zo naar kijk doet in feite alles en iedereen al mee. Is er geen sprake van niet meedoen, van winnen of verliezen, want dat suggereert dat er iets of iemand kan worden uitgesloten. Dat is ten diepste onmogelijk: alles wat, en iedereen die, nu op deze planeet aanwezig is leeft er samen. Dat ik me daarvan niet aldoor bewust ben is vooral de beperking van mijn waarnemingsvermogen, ik kan niet tegelijkertijd zien, horen, voelen e.d wat zich hier in Heiloo en in Kaapstad en Canberra afspeelt. Dat beperkte waarnemingsvermogen kan wel leiden tot de misvatting dat, omdat ik hier ben en zij daar, wij niet samen-leven. En dat dus iemand hier niet meedoet, of mee mag doen. Een beetje zoals pesten op het schoolplein. Dat ik, als ik harder loop, iets win, en anderen verliezen.
Dat mijn waarnemingsvermogen beperkt is is een gegeven waar ik niet zo veel aan kan veranderen. Wat wel beïnvloedbaar is, is de mate waarin ik me bewust ben van die beperktheid: dat ik nooit, hoe hard ik dat ook probeer, het hele plaatje zal kunnen overzien. Zelfs niet vanuit een raket in de ruimte. En juist het besef van de beperktheid van ons menselijk waarnemingsvermogen helpt om een grote valkuil te zien opdoemen. De valkuil die ontstaat als je je realiseert dat leven al samen leven ís, dat niets en niemand uitgesloten ís, dat er geen winnaars en verliezers zíjn. De valkuil dat er dan dus eigenlijk niets gedaan hoeft te worden, dat het niet uitmaakt of je iets doet, of wat je doet. Het besef van de beperktheid van ons menselijk waarnemingsvermogen doet beseffen hoe makkelijk we kunnen dénken dat we andere mensen buiten kunnen sluiten. Dat ‘ze’, als ze maar hard genoeg werken, ook ‘winnaars’ kunnen zijn in plaats van ‘losers’ omdat ze niet aan een bepaald beeld van ‘succes’ voldoen. Dat we maar al te makkelijk kunnen dénken dat we ‘winnaars’ moeten zijn. Dat we kunnen dénken dat ‘meedoen’ vanzelfsprekend is, of wenselijk, of voor iedereen gegeven. Ongeacht de omstandigheden waarin ze leven.
Ja, ten diepste doen we allemaal al mee. En juist dat stelt de eis aan mij dat ik me bewust probeer te blijven van dat feit en geen grenzen opwerp in mijn denken en handelen aan anderen. Daartegen waarschuwt Loesje.